In het eurogebied heeft de Europese Centrale Bank (ECB) als hoofdtaak om de inflatie binnen de perken te houden. Preciezer gezegd: de inflatie zou op 2 procent per jaar moeten uitkomen. Een vrijwel onmogelijke opdracht, maar die doelstelling geeft tenminste wel enige richting aan het beleid van de ECB.
Ultiem schrikbeeld daarbij is de Duitse hyperinflatie van 1923. Lang geleden, inderdaad, maar bij de Duitse centrale bank, de Bundesbank, kunnen ze er nog nerveus van worden. Eieren kostten in november 1923 uiteindelijk 80 miljard Reichsmark per stuk. Een dergelijke ontwrichting kan geen enkele samenleving zich permitteren. Het is dan ook geen wonder dat de alarmbellen afgingen toen de inflatie vanaf midden 2021 sterk steeg.
De norm van 2 procent
U vraagt zich misschien af: waarom streeft de ECB naar 2 procent inflatie, waarom niet naar nul procent? Het idee daarachter is dat een inflatie van nul procent gemakkelijk kan omslaan in deflatie, dalende prijzen. Consumenten gaan dan hun bestedingen uitstellen in de verwachting dat 'morgen alles goedkoper is'. Het resultaat is dan een stagnerende of misschien wel krimpende economie.
Hoe succesvol was de ECB in haar streven naar een inflatie van 2 procent per jaar? Lange tijd was de inflatie niet vooruit te branden. Deflatie kwam weliswaar niet voor, maar de inflatie lag dichter bij de nul dan tegen de 2 procent. Uiteindelijk is de ECB met historisch gezien tamelijk draconische maatregelen gekomen om de inflatie op te krikken, zoals een negatieve rente en de zogenaamde quantitative easing, waarbij waardepapieren als staatsobligaties werden opgekocht. Het succes was zeer beperkt.
De Oekraïne-oorlog
Wat de ECB niet lukte, kreeg de oorlog in Oekraïne wel voor elkaar. Een beetje te goed, in feite. Vanaf midden 2021 begon de inflatie aangewakkerd door de boycot van Russisch gas aan een opmars, met een hoogtepunt van ruim 14 procent in september 2022. Voor de goede orde: de prijzen lagen in die maand 14 procent hoger dan in september het jaar ervoor. De ECB reageerde met een serie renteverhogingen, waarvan het effect voorlopig niet op alle fronten duidelijk is: er gaat doorgaans een jaar overheen voordat renteverhogingen effect hebben.
Het CBS overdreef de inflatie
Wat de berekening van de inflatie betreft, was er wel een probleem. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) berekent maandelijks de prijsstijging van een 'mandje' consumptiegoederen, waaronder uiteraard ook energie. Toen de gasprijzen explodeerden, nam het CBS die hogere prijs volledig mee in de prijs van het mandje producten. In feite echter had een groot deel van de consumenten voorlopig niets te maken met de hogere gasprijzen omdat ze een vast contract hadden.
Het CBS zag in dat zijn inflatieberekening tot een overdreven inflatiecijfer leidde en is met ingang van juni dit jaar rekening gaan houden met vaste energiecontracten. De dalende energieprijzen plus de nieuwe rekenmethode van het CBS leidden tot een steeds afnemende inflatie en zelfs tot een lichte deflatie in oktober van dit jaar met 0,4 procent. Laat je de energieprijzen echter buiten beschouwing, dan is er nog altijd een inflatie van zo'n 5 procent in oktober. Dat cijfer is meer in overeenstemming met de ervaring van consumenten in de supermarkt.
Graaiflatie?
Dan is er nog de kwestie van de oorzaak van de recente inflatiegolf. Uiteraard denk je dan allereerst aan de enorme stijging van de energieprijzen in de nasleep van de Russische inval in Oekraïne. Zeker in 2021 was dat een terechte gedachte. Uit een studie van het IMF blijkt echter dat de Europese inflatie in 2022 voor ongeveer 40 procent uit hogere energiekosten kan worden verklaard, maar voor een ongeveer even groot percentage uit hogere winstmarges. De uitdrukking 'graaiflatie' werd populair: bedrijven zouden de toegenomen inflatie misbruiken om er naast de kostenstijgingen nog een extra prijsverhoging bovenop te gooien om zo hun winst te vergroten.
Het waren onderzoekers van de Rabobank die de uitdrukking 'graaiflatie' gebruikten[1] en daar later spijt van kregen. Ze betreurden vooral het negatieve morele oordeel dat die uitdrukking met zich meebracht. Weliswaar stegen de winsten van ondernemingen als Ahold Delhaize, Shell en Unilever flink, maar daar hoeft niet onmiddellijk hebzucht achter te zitten, zo was de relativering later. Misschien brachten de bedrijven na de moeilijke coronajaren hun winstmarges weer op een 'normaal' niveau. Bovendien is de winstmarge niet het enige onderdeel van de prijs; de prijs is een steeds wisselende mix van kosten en winst. Was er nu sprake van graaiflatie of niet? Voorlopig hangt het antwoord af van degene aan wie je het vraagt.
[1] www.rabobank.nl/kennis/d011366704-is-in-nederland-sprake-van-graaiflatie